Participeren en hokjes

Momenteel vul ik mijn dagen met therapie, huishoudelijke taken en af en toe een keer een uitstapje. Ik probeer wekelijks te sporten en streef ernaar om bijna dagelijks een rondje te wandelen. Op de ene dag is deze dag invulling meer dan genoeg en op andere dagen zou ik wel wat meer willen en kunnen. Op de dagen dat het iets beter gaat voel ik de druk om mijzelf nuttig te maken. Dit kan ik mijzelf opgelegd hebben, maar toch denk ik ook dat dit een maatschappelijke druk is. Want dat is toch wat we willen in de maatschappij? Je doet pas mee wanneer je werkt en als je geen werk hebt doe je vrijwilligerswerk of studeer je. Het is belangrijk dat je meedoet in onze participatiemaatschappij.

Zo begon ik mijn zoektocht naar passend vrijwilligerswerk. Passend bij mij als persoon, maar ook passend qua haalbaarheid wat betreft mijn depressie. Van het een komt het ander en zo heb ik de afgelopen tijd twee kennismakingsgesprekken gehad. Zoals verwacht, is mijn naam gegoogled en heeft er al een grondig vooronderzoek plaatsgevonden voordat het gesprek begint.

Ik kan je vertellen, het gesprek word best ongemakkelijk, wanneer iemand van tevoren weet dat ik een depressie heb. Mijn depressie is geen geheim en ik zal dit zeker bespreken, wanneer dit van belang is voor taak die ik ga doen. Toch vertel ik dit niet in de eerste vijf zinnen die ik uitspreek, omdat ik wel een depressie heb, maar niet mijn depressie ben. Het grappige, of ongemakkelijke is dat mijn gesprekspartner het toch wel graag uit mijn eigen mond hoort. Er ontstaat een soort vragenspelletje, waarin ik niet direct meewerk. Wanneer ik na een tijdje vertel dat ik een depressie heb zie ik mijn gesprekspartner opgelucht ademhalen.

Nadat het woord depressie is gevallen gebeurt er iets opmerkelijks. Er ontstaat een vragenvuur waar je u tegen zegt. Vragen als: Hoe depressief ben je? Krijg je medicatie? En dan de laatste; hoe is het zo ver gekomen? Het is alsof het label: ‘depressie’ alle beleefdheidsregels en gespreksvaardigheden doorbreekt. Ik ben open over mijn depressie, maar er zijn vragen waar ik geen antwoord op geef,  gewoon omdat ze geen doel dienen. Het gesprek eindigt met; goh ik merk niet echt aan je dat je depressief bent (Ik denk: Goh wat had je dan verwacht?). Mijn verbazing stijgt met de minuut. Ik krijg sterk de neiging om een onbeleefde opmerking terug te maken, maar slik het op tijd in.

Blijkbaar moet de maatschappij er aan wennen dat er ook mensen met de diagnose depressie willen participeren. Ik zou zeggen, wen er maar aan!
En daarbij; ik zou het fijn vinden als je mij niet direct in een hokje plaatst :).
Tot zover mijn eerste kennismaking met het label depressie in onze hokjes, uhm ik bedoel participatiemaatschappij….

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *